
Jurisprudentie
BG0293
Datum uitspraak2008-10-10
Datum gepubliceerd2008-10-17
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers89053 / KG ZA 08-199
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-17
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers89053 / KG ZA 08-199
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afgifte kind en gebruik van de huurwoning.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 89053 / KG ZA 08-199
Vonnis in kort geding van 10 oktober 2008
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.J.M. Mertens,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.H.M. van Hout.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de eis in reconventie
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Uit de inmiddels beƫindigde buitenhuwelijkse relatie van p[het kind]jen is de minderjarige [kind] op [geboortedatum] 1998 geboren. De man heeft [het kind] erkend. De vrouw heeft het gezag over [het kind].
2.2. Partijen zijn medehuurder van de woning aan de [adres] te [woonplaats].
3. Het geschil
3.1. De vrouw vordert samengevat -
- te bepalen dat zij bij uitsluiting van de man is gerechtigd tot het (voorlopig) gebruik van de gemeenschappelijke huurwoning met al hetgeen daartoe behoort;
- de man te bevelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis [het kind] bij de vrouw te brengen dan wel aan de vrouw te doen afgeven,
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van EUR 200,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het te wijzen vonnis.
3.2. De man voert verweer en vordert in reconventie te bepalen dat:
- hij bij uitsluiting van de vrouw is gerechtigd tot het (voorlopig) gebruik van de gemeenschappelijke huurwoning met al hetgeen daartoe behoort;
- de (voorlopige) hoofdverblijfplaats van [het kind] bij de man zal zijn;
- de omgang wordt voortgezet conform de tussen partijen overeengekomen regeling, te weten dat [het kind] een week bij de man en de andere week bij de vrouw zal zijn met als wisselmoment zondag om 19.00 uur;
- de raad voor de kinderbescherming en/of Bureau Jeugdzorg wordt ingeschakeld om, vooruitlopend op een op te starten bodemprocedure, voor begeleiding bij de omgang en onderzoek zorg te dragen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter zal om proceseconomische redenen eerst het verzoek van de vrouw tot afgifte van [het kind] behandelen.
De vrouw heeft alleen het gezag over [het kind]. Zij beslist op grond daarvan waar [het kind] verblijft. De voorzieningenrechter acht geen danwel onvoldoende contra-indicaties aanwezig om daar in dit geval van af te wijken. Zeker niet nu de vrouw altijd het grootste aandeel in de zorg voor [het kind] heeft gehad en er geen reden is te twijfelen aan de verzorgings- en opvoedingskwaliteiten van de vrouw. Bovendien verblijft [het kind] op dit moment feitelijk om de week bij de vrouw.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de vrouw tot afgifte van [het kind] dan ook toewijzen en wel met ingang van vrijdag 10 oktober 2008 direct na school.
De voorzieningenrechter stelt wel de voorwaarde aan de vrouw dat zij, gelet ook op haar drugsverleden, geen softdrugs gebruikt in het bijzijn van [het kind].
Indien de man een wijziging in het gezag en tevens een wijziging van het hoofdverblijf wenst dient hij daartoe een procedure bij de bodemrechter aanhangig te maken.
4.2. De voorzieningenrechter acht, voor de vraag wie tijdelijk het gebruiksrecht van de huurwoning dient te krijgen, het belang van [het kind] doorslaggevend. Het belang van [het kind] is het meest gediend met voortzetting van het verblijf in zijn eigen vertrouwde omgeving.
Om die reden zal de voorzieningenrechter het gebruik van de woning voorlopig aan de vrouw toewijzen en wel met ingang van maandag 13 oktober 2008 vanaf 12.00 uur tot
1 december 2008, tenzij de vrouw voor het einde van deze periode een bodemprocedure bij de rechtbank, sector kanton, is gestart. In dit laatste geval loopt deze voorziening door totdat in de bodemprocedure is beslist.
De man dient de woning op maandag 13 oktober 2008 vanaf 12.00 uur te hebben verlaten en mag deze tijdens de duur van deze voorziening ook niet meer betreden.
4.3. De voorzieningenrechter verbindt aan de voorzieningen onder 4.1 en 4.2 een dwangsom van EUR 200,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man in gebreke blijft te voldoen aan dit vonnis, echter tot een maximum van EUR 10.000,=.
4.4. De voorzieningenrechter zal een omgangsregeling tussen de man en [het kind] vaststellen van minimaal een weekend per twee weken, onder de voorwaarde dat de man beschikt over - of gebruik kan maken van - geschikte huisvesting om [het kind] te ontvangen.
4.5. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt de man tot afgifte of doen afgeven van [het kind] aan de vrouw op vrijdag 10 oktober 2008 direct na school;
5.2. bepaalt dat de vrouw met ingang van maandag 13 oktober 2008 vanaf 12.00 uur bij uitsluiting van de man is gerechtigd tot het gebruik van de gemeenschappelijke huurwoning aan de [adres] te [woonplaats], met al hetgeen daartoe behoort en wel tot 1 december 2008, of zoveel langer als bepaald onder de voorwaarde genoemd onder 4.2;
5.3. beveelt de man voormelde huurwoning te verlaten en tijdens de duur van deze voorziening niet verder te betreden;
5.4. bepaalt dat de man voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het onder 5.1 eerst zin en/of 5.2 en 5.3 bepaalde, aan de vrouw een dwangsom verbeurt van EUR 200,=, tot een maximum van EUR 10.000,=,
5.5. machtigt de vrouw om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan het onder 5.1 en/of 5.2 en 5.3 van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.6. bepaalt de volgende omgangsregeling tussen de man en [het kind]:
[het kind] verblijft minimaal een weekend per twee weken bij de man onder de voorwaarde dat de man beschikt over adequate huisvesting;
5.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C.G. Brants en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2008.?